Menu
Gaat het spreiden van de beentjes van uw kindje moeilijk? Heeft u verschil bemerkt tussen het linker- en rechterbeen bij het wisselen van de luier? Zien de billetjes er asymmetrisch uit? Is u verteld dat uw kindje een heupafwijking heeft? Komen heupafwijkingen in de familie voor? Mogelijk heeft uw baby een heupdysplasie of heupluxatie. Orthopedie Groot Eindhoven heeft gespecialiseerde (kinder)orthopedisch chirurgen. U kunt met een verwijzing van uw huisarts een afspraak maken. Uw (kinder)orthopedisch chirurg zal onderzoek doen en u de behandelopties uitleggen.
Meer weten? Hier vindt u aanvullende informatie:
Algemene informatie
Een normaal heupgewricht bestaat uit een heupkop en een heupkom. De kop draait in de kom als een kogel. Om goed te kunnen functioneren, moet de kop midden in de kom staan en moet de kom mooi diep zijn. Op baby- en peuterleeftijd wordt een mooie diepe kom gevormd, als de kop goed tegen de kom aandrukt.
Heupdysplasie
Het woord dysplasie is afgeleid van het Griekse ‘dys’, dat 'mis' of 'verkeerd' betekent en van ‘plasie' dat 'vormen' betekent. Heupdysplasie betekent dus een 'verkeerd gevormde heup'. Bij een heupdysplasie is de kom ondiep waardoor de kop onvoldoende wordt overkapt. Hierdoor drukt de kop niet goed tegen de kom, waardoor de kom niet op de juiste manier groeit. Wanneer er niets gebeurt, ontstaat een ondiepe, niet goed passende heupkom, die een vervroegde en vergrote kans op heupslijtage geeft op latere leeftijd.
Heupluxatie
Als de heupkop uit de kom schiet, spreken we van een heupluxatie. Bij een heupluxatie is niet alleen de kom vlak (ondiep), maar is de kop ook nog uit de kom gewipt. Meestal staat de kop boven en achter de kom. Bij een heupluxatie is er ook altijd een heupdysplasie.
Ongeveer 20 van de 1000 kinderen heeft een heupdysplasie. Eén of twee van de 1000 geboren kindjes heeft een heupluxatie. Vroeger spraken we vaak van aangeboren (congenitale) heupdysplasie. We weten nu dat ook andere factoren een rol spelen, die niet altijd erfelijk aanwezig zijn. We spreken dan ook liever van dysplastische heupontwikkeling, afgekort DHO.
Oorzaken
Er zijn enkele factoren die een grotere kans geven op het ontstaan van dysplastische heupontwikkeling (DHO). Als één of meer van deze factoren aanwezig zijn, verhóógt dit de kans op het ontstaan van DHO. Dit hoeft dus niet altíjd het geval te zijn. Enkele factoren die een grotere kans op dysplastische heupontwikkeling geven zijn:
Diagnostiek
Vaak is het de arts van het consultatiebureau die het opvalt dat er een verminderde beweeglijkheid is van één of beide heupjes van het kind. Vrijwel nooit hebben de kinderen pijn. Het hebben van extra bilplooien kan dit wijzen op DHO. Gezonde kinderen hebben dit echter ook vaak. Ook verschil in beenlengte kan een aanwijzing zijn voor het bestaan van een heupafwijking, maar dit is bij kleine kinderen vaak moeilijk te beoordelen. Vanaf ongeveer 2-jarige leeftijd begint een afwijkend looppatroon op te vallen.
Als er verdenking is op een afwijkende heupontwikkeling, wordt er een echo-onderzoek van de heupen gedaan. Röntgenfoto's hebben nog geen zin, want het heupkommetje bestaat in het begin grotendeels uit kraakbeen. Kraakbeen is niet zichtbaar op een röntgenfoto, maar wel op een echo. Vóór de leeftijd van drie maanden wordt nog geen aanvullend (echo)onderzoek verricht, omdat heupafwijkingen tot die leeftijd nog vanzelf kunnen verdwijnen. Vanaf de leeftijd van ongeveer 1 jaar is het echo-onderzoek niet meer mogelijk en zullen er wèl röntgenfoto’s worden gemaakt.
Bij echo-onderzoek wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven die voor het menselijk oor niet waarneembaar zijn. Deze geluidsgolven dringen door in het lichaam, worden teruggekaatst door de verschillende weefsels en vormen vervolgens een beeld dat te zien is op een beeldscherm. Het uitzenden en weer opvangen van de geluidsgolven gebeurt met een apparaatje dat eruit ziet als een soort microfoon. Eerst wordt wat gel op de heup van uw kind gebracht, waarna de heup kan worden beoordeeld met het echoapparaat. Dit onderzoek doet geen pijn.
Als uit onderzoek blijkt dat het heupje van uw kind afwijkend is, wordt uw kind doorgestuurd naar de (kinder)orthopedisch chirurg. Deze onderzoekt uw kind niet alleen op heupafwijkingen maar kijkt ook naar onder andere de rug en de voeten. Als de orthopedisch chirurg een afwijking aan de heup vaststelt, zal direct met de behandeling worden gestart.
Behandeling
Heupdysplasie
Uw kind krijgt op de polikliniek een spreidbroekje (Pavlikbandage) aan. Dit is een flexibel tuigje en dus geen gipsbroek. Het spreidbroekje zorgt ervoor dat de beentjes letterlijk gespreid blijven. Door deze stand wordt het heupkommetje gestimuleerd om een goede holling te ontwikkelen. Gedurende tenminste 3 maanden moet uw kind dit tuigje 23 uur per dag dragen. Dit houdt dus in dat uw kind het spreidbroekje in totaal 1 uur per dag níet aan hoeft. In deze tijd kunt u uw kind (verdeeld over de dag) zonder spreidbroekje aan- en uitkleden, wassen en verschonen. De luier verwisselen kan overigens ook prima met het spreidbroekje aan. Als na 3 maanden blijkt dat er inmiddels een goede heupontwikkeling is ontstaan, hoeft het broekje vervolgens alleen ’s nachts en tijdens de slaapjes overdag aan en mag het verder overdag uit.
Het is belangrijk dat u als ouder weet hoe u de spreidbroek goed moet aanleggen en hoe u het beste met uw kind kunt omgaan. Daarom zult u hier veel uitleg over krijgen. De orthopedisch chirurg en de gipsverbandmeester zullen u hierin begeleiden. Ongeveer een week na de eerste aanleg van het broekje komt u terug op de polikliniek of de gipskamer. De passing van de spreidbroek wordt gecontroleerd en u krijgt natuurlijk de gelegenheid uw vragen te stellen.
Heupluxatie
Ook bij een heupluxatie wordt begonnen met een spreidbroekje. Hiermee wordt geprobeerd om het heupkopje terug in de heupkom te krijgen. Dit moet binnen enkele weken het geval zijn. Als dat zo is, is de behandeling verder gelijk als hierboven beschreven bij de heupdysplasie. Soms kan de orthopedisch chirurg besluiten om een ander soort spreider te gebruiken. Hij/zij zal dit dan aan u uitleggen.
Als het met een spreidbroekje níet lukt om het heupkopje terug in de kom te krijgen, zal de orthopedisch chirurg andere opties gaan toepassen. Uw kind zal hiervoor op de operatiekamer kortdurend onder narcose worden gebracht, zodat het ontspannen is en niets voelt. De orthopedisch chirurg zet daarna met enkele handgrepen het heupkopje in de kom. Hierna wordt meteen een gipsbroek aangelegd om het heupje in de kom te hóuden. Deze handeling wordt dus op de operatiekamer gedaan, maar ís dus geen operatie. U kind zal de gipsbroek 3 maanden moeten dragen. Regelmatig zal worden gecontroleerd of de heup in de kom blijft, omdat sommige heupjes er zelfs in het gips opnieuw uitgaan. Als het gips na 3 maanden is verwijderd, krijgt uw kind nog een eenvoudige spreidbroek, zoals bij heupdysplasie. Hiermee wordt de spreidstand langzaam afgebouwd.
Praktische opmerkingen/tips
Operatie
In uitzonderlijke gevallen lukt het niet om het heupkopje in de kom te plaatsen of te houden met bovengenoemde behandelingen. Dan is wèl een operatie nodig. Tijdens deze operatie maakt de orthopedisch chirurg een beter passend kommetje in het bekken. Na deze operatie is ook weer een nabehandeling met een gipsbroek nodig voor de duur van 3 maanden.
Zeer zelden blijkt op latere leeftijd dat de kom alsnog niet goed genoeg is doorgegroeid, ondanks dat voorheen een spreid- of gipsbroekje is gedragen. In dat geval kan rond het 3e jaar alsnog een operatie worden gedaan, waarbij een kommetje in het bekken wordt gemaakt. U zult ook hierover uiteraard informatie ontvangen.
Mogelijke problemen en complicaties
Huilen
Uw kind kan de eerste dagen (nachten) wat huilerig zijn. Dit komt doordat het minder kan bewegen en moet wennen aan het spreidbroekje. Dit duurt meestal niet langer dan een paar dagen. Als dit slapeloze nachten veroorzaakt bij uw kind, mag u de spreidbroek ’s nachts enkele uren uitdoen. De ervaring heeft echter wèl geleerd dat uw kind het snelste went als u even doorzet.
Pijn
Uw kind mag niet zoveel pijn hebben dat het onophoudelijk hard huilt. Als u vermoedt dat uw kind echt pijn heeft, neem dan tijdens kantoortijden contact op met de gipsverbandmeester. Als deze niet bereikbaar is, neem dan contact op met de polikliniek Orthopedie. Buiten kantooruren kunt u in hiervoor terecht bij de Spoedeisende Hulp. Het broekje wordt dan aangepast of uitgedaan.
Beweeglijkheid
De beentjes van een kindje met een spreid- of gipsbroekje moeten goed beweeglijk blijven. Vaak houdt een kind de eerste week nadat het broekje is aangelegd, het aangedane beentje wat stiller dan het andere. Dit is geen probleem. De weken daarna moet dit echter verdwijnen en hoort uw kindje weer beide beentjes op dezelfde manier te gaan gebruiken. Wel moet uw kindje beide knietjes altijd kunnen strekken! Als dit bij uw kind niet goed gaat, neem ook dan weer contact op.
Doorbloedingsstoornissen
Een bekende en vervelende complicatie is het verstoord raken van de doorbloeding van het heupkopje. Dit kan bij elke behandeling van een heupdysplasie of heupluxatie ontstaan. Het kan dus ontstaan tijdens het dragen van een spreid- of gipsbroek, maar ook na een heupoperatie. Door de stoornis in de doorbloeding kan de groei van de kop stoppen. Er ontstaat dan een afwijkende, niet-ronde kop. Deze geeft mogelijk een minder goede beweeglijkheid in de kom. Ook is hierdoor een grotere kans op slijtage in het heupgewricht. Bij kleine kinderen kan dit vaak weer (gedeeltelijk) herstellen, maar het is beter om dit te voorkomen. Eén van de eerste kenmerken van een stoornis in de doorbloeding is pijn, waardoor uw kindje onophoudelijk hard huilt. Als dit zo is, of u twijfelt hierover, neem dan contact op met de gipskamer.
Herstel en prognose
Drie maanden na het starten van de spreidbehandeling wordt een nieuwe heupecho gemaakt. Het heeft geen zin om dit eerder te doen, omdat het groeien van een goede heupkop- en kom tijd kost. Als de behandeling aanslaat, kan de spreidbehandeling meestal na 3 tot 6 maanden worden afgebouwd. Rond het eerste jaar wordt een bekkenfoto gemaakt om te zien hoe de kop en kom zich ontwikkelen. Hoe later de heupafwijking wordt ontdekt, hoe langer de behandeling duurt. Door het spreidbroekje kan uw kind een achterstand oplopen in de ontwikkeling van het bewegen. Gelukkig wordt deze achterstand na het staken van de spreidbehandeling meestal snel weer ingehaald.
Heel soms is het nodig om rond het 3e tot 5e jaar toch nog een operatieve correctie uit te voeren. De reden zal zijn om de heupen zo goed mogelijk hun werk te laten doen, ook op lange termijn. Daarom zal uw kind ook na het beëindigen van de spreidbehandeling regelmatig worden gecontroleerd. Als uw kind ongeveer 5 jaar is en de heupontwikkeling dan volledig normaal is, zijn er niet veel problemen meer te verwachten.